Wet basisregistratie ondergrond
Tweede Kamer stelt vragen ivm zorgen provincies om BRO
De schriftelijke inbreng vanuit de Tweede Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu op het wetsvoorstel Basisregistratie Ondergrond (BRO; 33 839) komt tegemoet aan de zorgen van de provincies rondom de werking en implementatie van de wet. De BRO regelt dat relevante bodem- en ondergrondgegevens op een centraal punt beheerd en beschikbaar gesteld worden. Hiermee wordt hergebruik van data vergemakkelijkt en wordt dubbel onderzoek voorkomen.
Provincies en de BRO Provincies zijn zowel bronhouder als afnemer van de BRO. Provincies zijn bronhouder van bodemgerelateerde datasets, bijvoorbeeld voor het Landelijk Grondwater Register (LGR). Provincies zijn afnemer van de BRO als zij gegevens uit de registratie gebruiken in de eigen werkprocessen. Voor de provincie als afnemer is de BRO tevens van belang in relatie tot de Europese INSPIRE verplichtingen.
Zorgen Europese wetgeving schrijft voor dat de datasets beschikbaar gesteld moeten worden volgens INSPIRE standaarden. Verwacht werd dat de BRO deze verplichting zou kunnen vervullen voor de provincies. Met de zorgen omtrent de tijdige inwerkingtreding van de wet groeien ook de zorgen om de Europese verplichtingen van de provincies in deze. De vraag is of provincies niet alsnog door Europa gevraagd kunnen worden op zeer korte termijn de data volgens INSPIRE standaarden beschikbaar te stellen, zo mogelijk onder aanzegging van een boete.
IPO Het IPO heeft tevens zorgpunten rond de implementatie van de BRO. In de wet staat, dat de BRO inwerking treedt per 1 januari 2015. Het wetsvoorstel geeft geen nadere duiding over de start van de feitelijke implementatie, het praktisch beschikbaar komen van de verschillende datasets en de daaraan gekoppelde gebruiks- en aanleververplichtingen. Voorts worden zorgen gemaakt over onvoldoende zicht op ontwikkeling en gebruik van speciale BRO-standaarden, zodat gegevens worden aangeleverd op een uniform overeengekomen manier die tevens realiseert dat gegevens eenduidig, combineerbaar en herbruikbaar zijn.
De fracties van VVD, PvdA, SP, D66, CDA en de ChristenUnie hebben de vragen aan het kabinet gesteld. De inbreng is op 7 maart jl. vastgesteld.